Opinie: Pas Taalwet aan voor het Fries

Het is bijna zeventig jaar geleden dat het recht om Fries te spreken in de rechtszaal is bevestigd. Deze verjaardag valt samen met de constatering dat er een gebrek aan tolken is. De laatste Friese rechtbankvertaler haakte onlangs af, omdat hij de vergoeding te laag vindt. Om dit probleem te duiden, zal er eerst gekeken moeten worden voor wie het recht geldt, onder welke omstandigheden en vooral waarom het recht er is.

Meer mensen zouden Fries moeten mogen spreken in de rechtszaal, vindt de Leeuwarder strafrechtadvocaat Bart Canoy. Nu is dat recht volgens de Taalwet alleen voorbehouden aan inwoners van Fryslan. Volgens Canoy moet de Taalwet worden uitgebreid, zodat onder meer Friezen om utens zich ook in hun moedertaal kunnen uiten. Maar ook niet-Friezen zouden Friese rechters in het Fries moeten kunnen aanspreken.

,,Iedereen moet zich in zijn moedertaal kunnen uiten.” Dat verdient aandacht, maar voor een optimale verdediging is het uitgangspunt breder. Het is allereerst van belang dat de communicatie tussen de deelnemers aan het proces toereikend is. Daarbij is het niet vanzelfsprekend of noodzakelijk dat de verdachte in zijn moedertaal kan spreken. Want de communicatie onderling verloopt daardoor immers niet beter als diens moedertaal slechts passief wordt beheerst door de toehoorder.

Gunst naar de taal zelf

Er moet gewoon toereikende wederzijdse communicatie zijn. Zo wil ik ook voor de verdachte dat het verwijt naar hem in zijn moedertaal gemaakt wordt. Eventueel, maar niet noodzakelijkerwijs, met een tolk.

Bovendien, heb ik het recht om als Nederlandstalige advocaat mijn pleidooi te laten vertalen door een tolk in het Fries? Omdat ik zou vinden dat de rechter mijn verdediging in zijn moedertaal moet kunnen ontvangen? Zodat in mijn visie de onderlinge communicatie toereikend zal zijn?

Tot nu toe kan ik dat niet afdwingen, met als argument dat de rechter het Nederlands voldoende beheerst. Een Fries daarentegen kan niet tegengeworpen worden dat hij zijn moedertaal maar achterwege moet laten omdat zijn Nederlands voldoende zou zijn. Het recht zou er moeten zijn ten behoeve van zowel afzender als toehoorder.

Maar het recht om Fries te spreken is niet een gunst voor een mens maar een gunst naar de taal zelf en het behoud daarvan. Zo moet je het zien. Onder die omstandigheden zul je altijd moeten erkennen dat iedere procespartij een tolk moet kunnen inroepen, zelfs een verdachte uit Utrecht die in Ureterp een strafbaar feit zou hebben gepleegd.

Mens als instrument

Tot nu toe zegt de regeling dat iedere inwoner van Friesland het recht heeft en dat brengt mee dat iedere Fries die vanaf gisteren buiten Friesland woont het recht niet meer heeft. Zo’n verdachte valt dus buiten de boot ondanks de stelling dat iedereen zich in zijn moedertaal moet kunnen uiten. Het is vreemd dat het slechts aan een beperkte groep is voorbehouden de taal te behouden.

Het is links- of rechtsom. Als het recht er ten behoeve van de toereikende communicatie is, staat de mens centraal en is de taal een instrument. Dan heeft iedereen de keuze om in bijvoorbeeld het Fries, Frans, Engels of Farsi te communiceren, ongeacht waar hij vandaan komt. Tenzij anderszins de communicatie toereikend is.

Als het behoud van de taal centraal staat is de mens het instrument. Zo heeft de wet het bedoeld. Iedereen, ik als Nederlandstalige advocaat, Jolle die verhuisd is naar Zwolle en de Friestalige officier, wij mogen dan allemaal ter behoud van de taal evenzeer communiceren in het Fries, op het daarvoor aangewezen grondgebied. De Taalwet zal echt moeten worden aangepast op dit vlak en er zullen veel meer tolken bij moeten.

Bart Canoy is strafrechtadvocaat in Leeuwarden

Zie Leeuwarder Courant

‘Er zullen veel meer tolken bij moeten.’ FOTO HOGE NOORDEN/JACOB VAN ESSEN Foto: JACOB VAN ESSEN